Home / Nieuws / ...

 

Richtlijnen hart- en vaatziektes?
Bewijs voor hart- en vaatrichtlijnen blijft dun
Slechts zo’n 1 op de 10 adviezen in richtlijnen voor hart- en vaatziekten is gebaseerd op de best mogelijke bewijsvoering. Dat geldt zowel voor de Amerikaanse als de Europese adviezen. Ten opzichte van de vorige richtlijnen is dat geen verbetering. ‘Dat lijkt schokkend’, zegt prof. dr. Arno Hoes van het UMC Utrecht. Al noemt hij de gebruikte indeling ook ‘behoorlijk ouderwets’ en benadrukt hij dat een richtlijn tot doel heeft zo goed mogelijke adviezen te formuleren, ook als er weinig bewijs is.
Alexander Fanaroff en collega’s bekeken de recentste versies van de richtlijnen van de American College of Cardiology/American Heart Association en van de European Society of Cardiology (ESC). Die richtlijnen verschenen in de periode 2008-2018. De Amerikaanse onderzoekers gingen na welk type bewijs gebruikt was voor de adviezen in deze richtlijnen (JAMA. 2019;321:1069-80). 
Van de 3399 adviezen in 25 ESC-richtlijnen hadden er 484 een ‘level of evidence’ (LOE) klasse A: 14,2%. In Amerika was dit percentage 8,5. Dit betekent dat er voor deze onderwerpen gegevens beschikbaar waren uit meerdere gerandomiseerde studies (RCT’s) of uit één grote RCT. Voor 1862 ESC-adviezen (54,8%) was het bewijs van de laagste klasse, namelijk C, wat wil zeggen dat ze vooral op de mening van experts berusten. De onderzoekers vergeleken deze uitkomsten met vorige versies van de richtlijnen, die verschenen in de periode 1999-2014. Het aandeel van de best onderbouwde adviezen was in de tussentijd niet toegenomen.
‘Op zich was dit resultaat te verwachten’, mailt Arno Hoes, hoogleraar Klinische Epidemiologie en Huisartsgeneeskunde met als specialisatie cardiovasculaire aandoeningen. ‘Het is wel heel opvallend dat veel sterke aanbevelingen zijn gebaseerd op minder sterk bewijs.’ Hij vindt het echter behoorlijk ouderwets om de bewijsvoering in drie klassen in te delen. ‘De nadruk ligt daarbij wel erg op gerandomiseerde trials en geneesmiddeleninterventies.’ Voor aanbevelingen over geneesmiddelengebruik zijn RCT’s volgens de hoogleraar inderdaad cruciaal. Maar voor die over sommige andere interventies en over diagnostiek en prognostiek geldt dit eigenlijk niet: daar zijn andere onderzoeksdesigns aangewezen of een goed alternatief.
Hoes: ‘Verder blijkt uit dit onderzoek dat een hoog percentage adviezen waarvoor geldt “zeker doen” alleen op consensus zijn gebaseerd. Voor een deel daarvan zou men een wat minder stellig advies moeten formuleren.’
Bron: Medisch Contact (Mei 2019)

 

Opm. red.: Kijk bij de betreffende aandoeningen zoals, hart- en vaatziektes, hartaanval, hoge bloeddruk en beroerte en uw leest daar wel onderbouwde adviezen en niet afkomstig van de farmaceutische industrie.